U hebt een pagina, een formulier, een plotkader of een symbool geopend. U hebt een afbeeldingsbestand geselecteerd en de menuopdracht Bewerken > Eigenschappen gekozen of op een afbeeldingsbestand gedubbelklikt. Kies in het dialoogvenster Eigenschappen het tabblad Afbeeldingsbestand.
Op dit tabblad bewerkt u de weergave-eigenschappen van een afbeeldingsbestand.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Bij het invoegen van een afbeeldingsbestand wordt automatisch de bestandsnaam in dit veld overgenomen. Of het pad ook wordt aangegeven, hangt af van de instelling die u bij het invoegen van het afbeeldingsbestand in het dialoogvenster Afbeeldingsbestand kopiëren hebt geselecteerd:
- Brondirectory behouden: als u deze optie hebt geselecteerd, is de afbeelding een verwezen afbeelding. Er wordt dan alleen een verwijzing ingevoegd en de afbeelding wordt niet in de projectdirectory gekopieerd. Het pad wordt aangegeven.
- Kopiëren: als u deze optie hebt gekozen, wordt de afbeelding gekopieerd naar de directory voor afbeeldingen die in de instellingen is gedefinieerd en wordt het pad niet aangegeven.
Hier definieert u de grootte waarin de afbeelding wordt weergegeven. De invoer kan naar keuze m.b.v. coördinaatwaarden of in procenten van de originele grootte plaatsvinden.
Hoogte-breedteverhouding behouden:
Schakel dit selectievakje in om de oorspronkelijke verhouding tussen hoogte en breedte bij wijzigingen van de weergavegrootte van de afbeelding te behouden.
Voer een hoek in waarmee de afbeelding ten opzichte van de X-as moet draaien.
Zie ook