Een net kan worden gegenereerd door schemasymbolen en verbindingssymbolen te plaatsen, zodat de aansluitingen van de schemasymbolen via autoconnecting-lijnen worden verbonden. Als verbindingssymbolen met doelbepaling worden gebruikt, worden de verbindingen in een net automatisch door EPLAN gegenereerd. Als de doelbepaling is uitgeschakeld, moeten de verbindingen via een netdefinitiepunt worden gedefinieerd.
Netten wijzigen
De verbindingen die bij het netdefinitiepunt zijn opgeslagen, worden aan de hand van de aansluiting-ID's (eigenschap ID voor netgebaseerde verbindingen) beheerd.
Als de functies in het net worden hernoemd, blijven de verbindingen behouden omdat de aansluiting-ID's niet zijn gewijzigd.
Als een functie uit het net wordt verwijderd, blijven de aansluitingen daarvan en de verbindingen daarheen bij het netdefinitiepunt opgeslagen, maar worden deze als ongeldig gemarkeerd. De ongeldige verbindingen moeten vervolgens worden verwijderd – handmatig in het eigenschappendialoogvenster van het netdefinitiepunt of automatisch door het comprimeren van het project.
Als u een nieuwe functie in een net invoegt en aan de aansluitingen dezelfde aansluiting-ID's toewijst als aan de functie die u eerder hebt verwijderd, blijven de verbindingen behouden en leiden deze naar de nieuwe functie. Als de nieuwe functie andere aansluiting-ID's heeft, worden deze aansluitingen niet verbonden en is het net onvolledig.
Netten kopiëren
Als een net samen met zijn netdefinitiepunt wordt gekopieerd, worden ook de verbindingen meegekopieerd. De verbindingseigenschappen van de gekopieerde verbindingen blijven eveneens behouden. De bron en het doel van de verbindingen worden echter ongeldig als deze niet worden meegekopieerd, bijvoorbeeld wanneer een deel van het net wordt gekopieerd.
Als een macro een netdefinitiepunt bevat, worden bij het plaatsen van de macro ook de bij het netdefinitiepunt opgeslagen verbindingen geplaatst.
Als een net wordt gekopieerd naar een plaats in het schema waar zich reeds functies of verbindingssymbolen bevinden, kan het net worden gescheiden of uitgebreid.
Als het net wordt gekopieerd naar een plaats waar zich een netscheidende functie bevindt, wordt het net in twee netten gescheiden.
Verbindingen in het linker net:
Aansluiting |
ID |
Aansluiting |
ID |
---|---|---|---|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verbindingen in het rechter schemagedeelte:
Aansluiting |
ID |
Aansluiting |
ID |
---|---|---|---|
|
|
|
|
Niet-verbonden aansluitingen in het rechter schemagedeelte:
Aansluiting |
ID |
---|---|
|
|
|
|
|
|
|
|
Als het net worden gekopieerd naar een plaats waar zich een verbindingssymbool bevindt, wordt het net uitgebreid. Daarbij blijven de bestaande verbindingen behouden. Verbindingen naar functies die nieuw zijn toegevoegd, moeten handmatig worden aangevuld.
Verbindingen in het linker net:
Aansluiting |
ID |
Aansluiting |
ID |
---|---|---|---|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verbindingen in het rechter net:
Aansluiting |
ID |
Aansluiting |
ID |
---|---|---|---|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Niet-verbonden aansluitingen in het rechter net:
Aansluiting |
ID |
---|---|
|
|
Netdefinitiepunten verwijderen
Als een netdefinitiepunt wordt verwijderd, worden alle verbindingen verwijderd die bij dit netdefinitiepunt zijn opgeslagen. Het net is daarna onvolledig. Om het net weer volledig te maken, moeten de ontbrekende verbindingen via een nieuw netdefinitiepunt of door middel van verbindingssymbolen met doelbepaling worden gedefinieerd.
Netdefinitiepunten verplaatsen
Als een netdefinitiepunt naar een ander net wordt verplaatst, probeert EPLAN de bij het netdefinitiepunt opgeslagen verbindingen aan de hand van de aansluiting-ID te herstellen. Als er in het net aansluitingen voorkomen met dezelfde ID's als in het oude net, worden hiertussen verbindingen gegenereerd. ID's die in het nieuwe net niet worden gevonden, worden als ongeldige aansluitingen aangegeven. De aansluitingen in het oude net worden ongeldig en het net is dan onvolledig.
Als het netdefinitiepunt weer terug wordt verplaatst, worden de oorspronkelijke verbindingen aan de hand van de aansluiting-ID's weer hersteld.
Het netdefinitiepunt is vanuit het linker net naar het rechter net verplaatst. In beide netten komen enkele aansluitingen voor met dezelfde aansluiting-ID's. In het linker net was X5:1 (ID 2) verbonden met X5:2 (ID 3). In het rechter net wordt X5:5 (ID 2) verbonden met X5:7 (ID 3). L2 en X5:6 hebben ID's die in het oude net niet voorkwamen; deze kunnen niet worden verbonden en het nieuwe net is onvolledig.
Verbindingen in het linker net:
Aansluiting |
ID |
Aansluiting |
ID |
---|---|---|---|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verbindingen in het rechter net:
Aansluiting |
ID |
Aansluiting |
ID |
---|---|---|---|
|
|
|
|
|
|
|
|
Niet-verbonden aansluitingen in het rechter net:
Aansluiting |
ID |
---|---|
|
|
|
|
Zie ook