EPLAN News

Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension"

Voor de producten van het EPLAN platform is een uniforme en zeer krachtige programmeerinterface (API, Application Programming Interface) beschikbaar. Met deze uitbreidingsmodule – de EPLAN API – kunt u zelf, in samenwerking met EPLAN of andere partners, oplossingen op maat ontwikkelen. Meer informatie over de EPLAN API en EADN vindt u op de website van EPLAN in de rubriek "Solutions > Integratie > EPLAN Application Developer Network". In de volgende paragraaf vindt u informatie over de verschillende vernieuwingen in de EPLAN API. Om met de nieuwe versie van EPLAN API eigen toepassingen te kunnen ontwikkelen, hebt u .NET Framework 4.7.2 van Microsoft nodig.

Opmerkingen:

Automatische verschaling bij de import van DXF-bestanden

Met de EPLAN API is het nu ook mogelijk om DXF-bestanden bij de import automatisch te laten verschalen. Hiervoor is voor de methode DXFPage de nieuwe klasse DrawingLimits beschikbaar.

Nieuwe mogelijkheden voor montagepunten

In de klasse Mate zijn de beide nieuwe klassen GridMate en LineMate beschikbaar, die bepaalde montagepunten voorstellen.

Bron en doel voor elke ader van een kabel uitlezen

Met de nieuwe methode GetSourcesAndTargets in de klasse Cable kan voor kabels informatie over bron en doel van de aders worden bepaald.

Teksten in het project vervangen

Met de nieuwe methode Replace van de klasse Search kunnen nu woorden van een project door andere woorden worden vervangen.

Nieuwe methode voor het invoegen van 3D-venstermacro's

In de klasse Insert3D is nu een nieuwe variant van de methode WindowMacro beschikbaar. Hiermee kunt u een handle aan een bepaald montagepunt van een ander object laten docken.

Alle objecten van een bepaald type bepalen

De klasse DMObjectsFinder is met de nieuwe methode GetAll uitgebreid. Hiermee kunnen alle objecten van een bepaald objecttype worden bepaald.

Nieuwe klasse voor het maken van gebruikergedefinieerde eigenschappen in het artikelbeheer

Met behulp van de nieuwe klasse MDUserDefinedPropertyDefinition kunnen gebruikergedefinieerde eigenschappen voor het artikelbeheer worden gemaakt. Lees hiertoe ook de paragraaf "Uitbreidingen voor gebruikergedefinieerde eigenschappen".

Meer formaten voor de actie "ExportNCData"

Voor de export van NC-gegevens via de actie ExportNCData zijn nu ook de formaten "Koper-NC", "Koper-DXF" en "Koperbuiging" beschikbaar.

Objectnamen in actuele gebruikersinterfacetalen uitlezen

De nieuwe methode GetTypeName maakt het mogelijk om de naam van een objecttype in de actueel ingestelde gebruikersinterfacetaal uit te lezen.

Nieuwe methode voor het genereren van verzamelrails

In de klasse BusBar is er een nieuwe variant van de methode Create waarmee op eenvoudige wijze verzamelrails kunnen worden gegenereerd.

Nieuwe eigenschap voor het uitlezen van de databankversie in het artikelbeheer

Voor het uitlezen van de databankversie in het artikelbeheer is in de klasse MDPartsDatabase de nieuwe eigenschap Version beschikbaar.

Nieuwe eigenschappen voor het uitlezen van de kenletters

Voor het uitlezen van de kenletters is in de klasse FunctionDefinitionLibrary de nieuwe eigenschap IdentifierSets beschikbaar. Hiermee kunt u de namen van de kenlettersets uitlezen.

Daarnaast is er in de klasse FunctionDefinition de nieuwe eigenschap Identifiers, waarmee u alle kenletters (voor alle beschikbare normen) kunt bepalen.

Nieuwe methoden voor het zoeken en vervangen van layers

In het EPLAN platform is het nu mogelijk om naar bepaalde toegepaste gebruikergedefinieerde layers te zoeken en deze te vervangen (zie paragraaf "Uitbreidingen in het layerbeheer"). In de klasse GraphicalLayerTable zijn hiervoor nu nieuwe methoden voor het werken met het layerbeheer beschikbaar.

Nieuwe acties voor het registreren / deregistreren van add-ons

Voor het registreren / deregistreren van add-ons zijn de beide nieuwe acties XSettingsRegisterAction en XSettingsUnregisterAction beschikbaar.

Nieuwe methode voor het bepalen van montagepunten

In de klasse SelectionSet kunt u nu via de nieuwe methode Mates de montagepunten bepalen die actueel in de 3D-grafische weergave of in de layoutruimte-navigator zijn geselecteerd.

Directory laden via de actie "projectmanagement"

De actie projectmanagement is uitgebreid. Met de nieuwe parameterwaarde /TYPE:LOADDIRECTORY en de parameters /PROJECTSDIRECTORY en /SCANSUBDIRECTORIES kunt u nu de functie Directory laden uit het projectbeheer via een opdrachtregeloproep, een script of via de EPLAN API uitvoeren.

Toegang tot "ActionCallingContext" in scripts met acties

Wanneer u in een script een eigen actie met het attribuut [DeclareAction] ter beschikking stelt, is het nu ook mogelijk om de complete ActionCallingContext als parameter van de te behandelen methode te gebruiken.

Coördinaten van alle hoekpunten voor 3D-artikelplaatsingen bepalen

In de klasse Placement3D is nu de nieuwe eigenschap Corners beschikbaar. Met behulp van deze eigenschap kunt u voor een 3D-artikelplaatsing de absolute en relatieve coördinaten van alle hoekpunten bepalen.

Macrovakken als polylijnen maken

Met de EPLAN API is het nu ook mogelijk om macrovakken als polygonen te maken. De definitie van de polylijnen vindt plaats via de eigenschap LogicalAreaSegments uit de klasse MacroBox.

Positie van segmenten in de pre-planning navigator wijzigen

Met de EPLAN API kunt u nu de positie van de segmenten (knooppunten) in de boomstructuur van de pre-planning navigator wijzigen. Hiertoe zijn in de klasse PrePlanningService de nieuwe methoden MoveUp en MoveDown beschikbaar.

Bestandsnamen voor het bestandselectiedialoogvenster voordefiniëren

In de klasse FileSelectDecisionContext kunt u nu met behulp van de nieuwe eigenschap DefaultFilename de bestandsnamen voor het bestandselectiedialoogvenster voordefiniëren.

Actualiseren van artikelplaatsingen in de layoutruimte

Voor het actualiseren van artikelplaatsingen in de layoutruimte met de EPLAN API is nu in de klasse Placement3DService de nieuwe methode UpdatePartPlacement beschikbaar.

Klasse "ConnectionPointPosition" is met nieuwe eigenschappen uitgebreid

Die klasse ConnectionPointPosition is met de volgende eigenschappen uitgebreid:

Uitgebreide actie "XPamsDeviceSelectionAction"

De actie XPamsDeviceSelectionAction is uitgebreid. Wanneer voor de parameter /PROJECTNAME geen invoeren worden opgegeven, wordt nu het geselecteerde project gebruikt. In het kader van deze wijziging is ook de parameter /Mode aangepast.

Actuele selectie in de macro-navigator bepalen

Het is nu mogelijk om de actuele selectie in de macro-navigator via EPLAN API te bepalen. Met behulp van de methode Selection uit de klasse SelectionSet kunt u objecten van het type MacroEntry bepalen, die de geselecteerde macro's voorstellen.

Nieuwe methode voor de correctie van niet te vertalen teksten

In de klasse Translate is nu de nieuwe methode Correct beschikbaar, waarmee u de vertaling van de niet te vertalen teksten van eigenschappen kunt verwijderen. In het dialoogvenster Instellingen: Omvang van de gebruikersinterface komt deze overeen met de knop Correctie (menupad Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Vertaling > Omvang).

Actuele selectie in het layerbeheer bepalen

Met de nieuwe eigenschap Layers uit de klasse SelectionSet kunt u nu de layer bepalen die op dat moment in het nieuwe dockbare dialoogvenster Layerbeheer is geselecteerd.

Exporteren van de toegewezen adres ruimte

Met de nieuwe methode ExportAddressOverview uit de klasse PlcService kunt u nu de toegewezen adres ruimte van een CPU exporteren. In het dialoogvenster Adressen / I/O-lijsten van de gebruikersinterface komt deze overeen met de menuopdracht Toegewezen adres ruimte exporteren onder de knop [Extra] (menupad Projectgegevens > PLC > Adressen / I/O-lijsten).

Koppeling van segmenten met 3D-artikelplaatsingen

In de pre-planning navigator kunnen segmenten nu ook met 3D-artikelplaatsingen worden gekoppeld. In de EPLAN API gaat dit via de eigenschap PlanningSegment uit de klasse Function3D.