U hebt een project geopend. U hebt het dialoogvenster Instellingen: Nummeren met PLC-gegevens geopend (bijvoorbeeld via Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Nummeren met PLC-gegevens). In het dialoogvenster Instellingen: Nummeren met PLC-gegevens selecteert u een gebruikergedefinieerd schema of maakt u een schema. Selecteer een invoer in het veld Formaatgroepen en klik op (Bewerken), of klik op (Nieuw).
In dit dialoogvenster wijzigt u een formaat van een bestaande formaatgroep of definieert u een nieuw formaat.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
De nummeringsomvang voor de nummering met PLC-gegevens wordt voor elke groep met onderdelen apart ingesteld. In de vervolgkeuzelijst worden de volgende groepen met onderdelen aangeboden:
- Klemmen: de klemmencode wordt gewijzigd.
- Stekercontacten: de stekercontactcode wordt gewijzigd.
- Onderdelen: alleen de ODC van algemene functies wordt gewijzigd. De ODC's van kasten, apparaataansluitingen, PLC-aansluitingen, verzamelrails, kabels, stekers en klemmenstroken worden niet gewijzigd.
Als voor een groep reeds een formaat is gedefinieerd, wordt deze groep niet meer in de lijst aangeboden.
Hier definieert u de nummeringsomvang voor de geselecteerde groep.
- Direct aangesloten eerste doel: er wordt alleen het eerste doel gezocht, d.w.z. het stekercontact bij een PLC-aansluiting.
Bij de PLC-aansluiting E1.0 is het directe doel de klem X10; deze wordt met PLC-gegevens gecodeerd. De tweede klem die met de PLC-aansluiting is verbonden, wordt niet gecodeerd.
- Net: de einden van alle met elkaar verbonden verbindingen wordt in acht genomen, plus netuitbreidingen (klemmen, stekercontacten ...).
Hier worden alle onderdelen genummerd die met de PLC-aansluiting E1.0 zijn verbonden, dus de beide klemmen en de sensor PLC3.
- Tot de eerste sensor / actor: er wordt gezocht naar het eerste doel waaruit ook het automatische symbolische adres worden gehaald.
Hier worden alle onderdelen genummerd die op het directe pad naar de eerste sensor worden gevonden, dus de eerste klem en de sensor PLC3.
- Tot elke sensor / actor (net): in het gehele net wordt tot de sensor / actor gezocht. Vanuit een ingang worden sensoren gezocht en vanuit een uitgang worden actoren gezocht. De overige worden, indien deze hoofdfuncties zijn, genummerd (via de ODC-nummering). Klemmen en stekercontacten worden eveneens genummerd.
In de afbeelding is bij het schemasymbool in de zwarte kast de eigenschap "Nummering met PLC-gegevens voortzetten na deze functie" geactiveerd. De klemmen die daartussen liggen worden meegenummerd. Ook andere netten worden - indien aanwezig - volledig meegenomen. Bij de tweede PLC-aansluiting is de eigenschap "Nummering met PLC-gegevens voorkomen" geactiveerd.
Beschikbare formaatelementen:
In deze lijst worden de elementen weergegeven die onderdeel van het adresformaat kunnen zijn. Om een formaatelement te formatteren, moet u dit element naar rechts verplaatsen, in de lijst met geselecteerde formaatelementen. Een meervoudige selectie is niet mogelijk. Wanneer u een formaatelement verplaatst, wordt een dialoogvenster geopend waarin u de formattering kunt definiëren. Welk dialoogvenster wordt geopend, is afhankelijk van het formaatelement.
Voor klemmen en stekercontacten zijn de volgende formaatelementen mogelijk:
Formaatelement |
Voorbeeld |
Betekenis |
---|---|---|
Gegevens van de PLC-aansluiting |
T |
Geeft eigenschappen van de PLC-aansluiting aan. |
Gegevens van het PLC-adres |
A |
Geeft eigenschappen van het PLC-adres aan. |
Scheidingsteken |
|
Scheidt formaatelementen van elkaar. |
Voor algemene onderdelen zijn de volgende formaatelementen mogelijk:
Formaatelement |
Voorbeeld |
Betekenis |
---|---|---|
Kenletter |
I |
Geeft de kenletter van het onderdeel aan. (Slechts één keer in het formaat toegestaan) |
Gegevens van de PLC-aansluiting |
T |
Geeft eigenschappen van de PLC-aansluiting aan. |
Gegevens van het PLC-adres |
A |
Geeft eigenschappen van het PLC-adres aan. |
Pagina |
S |
Geeft de paginanaam van de pagina aan waarop het onderdeel zich bevindt. Een subteller van de pagina wordt niet aangegeven. (Slechts één keer in het formaat toegestaan) |
Kolom |
P |
Geeft het nummer van de kolom aan waarin het onderdeel zich bevindt. (Slechts één keer in het formaat toegestaan) |
Rij |
R |
Geeft het nummer van de rij aan waarin het onderdeel zich bevindt. (Slechts één keer in het formaat toegestaan) |
Scheidingsteken |
|
Scheidt formaatelementen van elkaar. |
Opmerking:
Het volledige PLC-adres kunt u vinden onder "Gegevens van de PLC-aansluiting". Individuele componenten van het PLC-adres kunt u selecteren onder "Gegevens van het PLC-adres". Daarbij komt de bit overeen met het eerste niveau en de byte met het tweede niveau van het adres.
Geselecteerde formaatelementen:
In deze lijst wordt weergegeven welke formaatelementen u voor de geselecteerde groep hebt ingesteld. De geselecteerde formaatelementen worden in een tabel weergegeven, met hun code, symbolische weergave (voor het voorbeeld) en de ingestelde waarde. Met de knoppen boven de lijst kunt u de formattering van een formaatelement naderhand wijzigen, formaatelementen verwijderen en de volgorde wijzigen.
Hier wordt een voorbeeld van het nummeringsformaat weergegeven. De individuele formaatelementen worden in de ODC of in de klemmen- of stekercontactcode weergegeven in de volgorde zoals ze in de lijst staan. Dit veld kan niet worden gewijzigd.
Zie ook
Formaat en omvang van de nummering definiëren
Nummering met gegevens van PLC-aansluitingen
Dialoogvenster Instellingen: Nummeren met PLC-gegevens
Dialoogvenster Formaat: PLC-gegevens
Dialoogvenster Formaat: Pagina / kolom / rij (nummering met PLC-gegevens)
Dialoogvenster Formaat: Kenletter
Dialoogvenster Formaat: Scheidingsteken (nummering met PLC-gegevens)