Niet-geplaatste verbindingen zijn verbindingen tussen aansluitingen die u nog niet op een pagina hebt geplaatst. U kunt niet-geplaatste verbindingen tussen aansluitingen genereren. Bij het genereren van de verbinding kunt u de ader-/ draadverbindingen genereren, bestaande kabels gebruiken of nieuwe kabels maken.
Niet-geplaatste ader- / draadverbinding genereren
Voorwaarde:
U hebt minimaal 2 onderdelen gemaakt die aansluitingen hebben.
- Projectgegevens > Onderdelen > Navigator
- Selecteer een onderdeel dat aansluitingen heeft en die de bron van de verbinding moet zijn.
- Kies de menuopdrachten Projectgegevens > Onderdelen > Apparaten aansluiten.
Het dialoogvenster Apparaten aansluiten wordt geopend.
Het geselecteerde onderdeel wordt automatisch in het veld Onderdelen-bron weergegeven. De aansluitingen van het geselecteerde onderdeel worden in de kolom Aansluiting weergegeven. - Klik naast het veld Onderdelen-doel op [...], selecteer in het vervolgvenster het onderdeel dat het doel van de verbinding moet zijn en klik op [OK].
Het geselecteerde onderdeel wordt automatisch in het veld Onderdelen-doel weergegeven. De aansluitingen van het geselecteerde onderdeel worden in de kolom Aansluiting weergegeven. - Selecteer in het linker- en rechterdeel van het dialoogvenster hetzelfde aantal aansluitingen.
Als u een verschillend aantal aansluitingen hebt geselecteerd, worden de verbindingen voor het kleinere aantal gemaakt. Als u meer aansluitingen hebt geselecteerd dan er kabelverbindingen beschikbaar zijn, worden die aansluitingen verbonden waarvoor kabelverbindingen beschikbaar zijn. - Om ader- / draadverbindingen te genereren, klikt u op [Verbindingen genereren].
De verbindingen worden gegenereerd.
Niet-geplaatste kabelverbinding genereren
Voorwaarde:
U hebt minimaal 2 onderdelen gemaakt die aansluitingen hebben.
- Projectgegevens > Onderdelen > Navigator
- Selecteer een onderdeel dat aansluitingen heeft en die de bron van de verbinding moet zijn.
- Kies de menuopdrachten Projectgegevens > Onderdelen > Apparaten aansluiten.
Het dialoogvenster Apparaten aansluiten wordt geopend.
Het geselecteerde onderdeel wordt automatisch in het veld Onderdelen-bron weergegeven. De aansluitingen van het geselecteerde onderdeel worden in de kolom Aansluiting weergegeven. - Klik naast het veld Onderdelen-doel op [...], selecteer in het vervolgvenster het onderdeel dat het doel van de verbinding moet zijn en klik op [OK].
Het geselecteerde onderdeel wordt automatisch in het veld Onderdelen-doel weergegeven. De aansluitingen van het geselecteerde onderdeel worden in de kolom Aansluiting weergegeven. - Selecteer in het linker- en rechterdeel van het dialoogvenster hetzelfde aantal aansluitingen.
Als u een verschillend aantal aansluitingen hebt geselecteerd, worden de verbindingen voor het kleinere aantal gemaakt. Als u meer aansluitingen hebt geselecteerd dan er kabelverbindingen beschikbaar zijn, worden die aansluitingen verbonden waarvoor kabelverbindingen beschikbaar zijn. - Om voor de verbinding een bestaande kabel te gebruiken, klikt u naast het veld Kabel-ODC op [...], selecteert u in het vervolgvenster een kabel en klikt u op [OK].
- Om voor de verbinding een nieuwe kabel te maken, klikt u naast het veld Kabeltype op [...], selecteert u in het vervolgvenster een geschikt artikel voor het kabeltype en klikt u op [OK].
- Geef in het veld Kabeltype een ODC voor de kabel op.
- Om de kabel na het genereren van de verbinding direct in het dialoogvenster Kabel bewerken te openen, schakelt u het selectievakje Kabel bewerken in.
- Klik op [Verbindingen genereren].
De verbindingen worden gegenereerd.
De kabel wordt automatisch in het dialoogvenster Kabel bewerken weergegeven.
Wanneer u een kabel hebt gemaakt, wordt de nieuwe kabel onder Projectgegevens > Kabels > Navigator in de kabel-navigator weergegeven.
Zie ook