Bruggen worden gebruikt om klemmen van een klemmenstrook met elkaar te verbinden. De fabrikanten van klemmen bieden talrijke mogelijkheden om klemmen door te verbinden. Klemmen die ver van elkaar liggen, worden doorgaans met draden verbonden. In dat geval worden draadbruggen gebruikt. Bij klemmen die direct naast elkaar liggen, worden vaak schroefbare metalen bruggen gebruikt, waarmee ook meerdere naast elkaar gelegen klemmen kunnen worden verbonden om een bepaalde potentiaal over meerdere aansluitpunten te verdelen. Deze bruggen worden vaste bruggen genoemd. Klemmen die geschikt zijn voor vaste bruggen hebben meestal een schacht in het midden waarop de metalen brug kan worden gemonteerd. Met behulp van inlegbruggen kunnen naast elkaar of dichtbij elkaar liggende klemmen met elkaar worden verbonden. Inlegbruggen zijn meestal kamvormige verbindingselementen die op klemmenaansluitingen worden bevestigd. Normaal gesproken worden vaste bruggen en inlegbruggen gebruikt om direct naast elkaar liggende klemmen te verbinden, maar ze kunnen ook enkele klemmen "overspringen".
In de energievoorzieningstechniek worden vaak schakelbare bruggen en scheidingsklemmen gebruikt.
Brugtypen en het vormen van bruggen in EPLAN
In EPLAN zijn bruggen verbindingen met speciale eigenschappen. Er zijn verschillende brugtypen:
- Brug (algemeen)
- Draadbrug
- Inlegbrug
- Vaste brug
- Schakelbare brug.
U kunt het brugtype in de verbindingseigenschappen via de functiedefinitie van de verbinding definiëren. Dit heeft voorrang op de instellingen die u bij de klemmen voor het vormen van de brug kunt aanbrengen. Als u twee naast elkaar gelegen klemmen van een klemmenstrook in het schema met elkaar verbindt, is standaard als verbindingsdefinitie "vaste brug" ingesteld (indien de klemmen de mogelijkheid voor een vaste brug hebben en geen PE- / PEN-klemmen zijn). Als er een verbinding is tussen twee klemmen die op dezelfde klemmenstrook niet naast elkaar liggen, is standaard als verbindingsdefinitie "draadbrug" ingesteld.
Bij de klemmen zelf, in het dialoogvenster Eigenschappen <...>, kunt u de vorming van vaste bruggen met behulp van het veld Vaste brug beïnvloeden. Hier definieert u of een vaste brug automatisch moet worden gevormd of dat er geen vaste brug moet worden gevormd. Standaard is "Automatisch" ingesteld als u een klem in het schema invoegt.
Opmerking:
Of een klem over de mogelijkheid voor een vaste brug beschikt, ziet u in het dialoogvenster Aansluitlogica. In dat geval beschikt de klem over extra functieaansluitingen met het aansluittype "Vaste brug". (Dit is in de functiedefinitie vastgelegd.) Het aantal mogelijke vaste bruggen wordt in de rij Aantal vaste bruggen gedefinieerd.
In het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken kunt u ook vaste bruggen maken. In de kolommen Vaste bruggen (extern) en Vaste bruggen (intern) toont een afbeelding (kleine punt) aan of de klem over minimaal één externe / interne vaste brug-aansluiting beschikt.
Automatische vaste bruggen
De vaste brug-instelling "Automatisch" zorgt ervoor dat EPLAN klemmen die in een klemmenstrook direct naast elkaar liggen en die met elkaar verbonden zijn, automatisch voorziet van een vaste brug. Hiervoor moeten de klemmen een mogelijkheid voor een vaste brug hebben en geen PE- / PEN-klemmen zijn. Bij automatische vaste bruggen kan bovendien worden gedefinieerd of de geselecteerde klem het brugbegin of het brugeinde moet zijn.
Handmatige vaste bruggen
Handmatige vaste bruggen kunnen ook worden gegenereerd tussen klemmen die niet naast elkaar liggen. Voor handmatige vaste bruggen hoeven er geen verbindingen te bestaan. Op deze wijze kunnen vaste bruggen ook worden gevormd als daartussen andere klemmen liggen die niet moeten worden doorverbonden.
De vaste bruggen kunnen apart voor interne en externe vaste brug-aansluitingen worden gegenereerd. Hiervoor zijn in het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken de knoppen (Handmatige vaste brug genereren (extern)) en (Handmatige vaste brug genereren (intern)) beschikbaar.
De instellingen voor een handmatige vaste brug worden opgeslagen bij de klem die het begin van de brug aangeeft. Hiertoe beschikken de klemmen over de eigenschappen Handmatige vaste bruggen (intern) (ID 20350) en Handmatige vaste bruggen (extern) (ID 20351). In deze eigenschappen wordt de "brugkam" gedefinieerd. Hiervoor wordt uitgaande van het brugbegin de stapgrootte tot de volgende gebrugde klem aangegeven alsmede de stapgrootte tot de bijbehorende etage.
U hebt vijf klemmen in het schema ingevoegd die een vaste brug optie hebben en die niet via autoconnecting-lijnen zijn verbonden. In het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken genereert u een handmatige vaste brug (intern) tussen de klemmen X1:1, X1:3 en X1:5.
De vaste brug die op deze manier is gedefinieerd, wordt bij de klem X1:1 (het brugbegin) in de eigenschap Handmatige vaste bruggen (intern) met de waarde 2/0;2/0 opgeslagen. Daarbij staat het getal voor de schuine streep voor het aantal stappen tot de volgende gebrugde klem; het getal na de schuine streep staat voor het aantal stappen tot de volgende gebrugde etage. Uitgaande van de actuele klem, wordt er dus twee klemmen doorgeteld en wordt er een handmatige vaste brug naar klem X1:3 gegenereerd. Vervolgens wordt uitgaande van klem X1:3 weer twee stappen doorgeteld en een handmatige vaste brug naar klem X1:5 gegenereerd. Omdat de etage niet verandert, heeft de stapgrootte voor de etages in beide gevallen de waarde 0.
Vaste bruggen tussen verschillende etages
In dit voorbeeld vormen de eerste drie klemmen een etageklem. In de eerste kolom van de afbeelding staat de klemmencode en in de tweede kolom de etage.
Wanneer u een handmatige vaste brug tussen de klemmen X1:2 en X1:5 genereert, wordt deze bij de klem X1:2 (het brugbegin) in de eigenschap Handmatige vaste bruggen (intern) met de waarde 2/-2 opgeslagen. De etageklem wordt als klemmenapparaat beschouwd en daarom is de stapgrootte 2, hoewel er eigenlijk drie afzonderlijke klemmen wordt doorgeteld. Omdat de brug van de etage 2 naar etage 0 leidt, heeft de stapgrootte voor de etage hier de waarde -2.
Omdat handmatige vaste bruggen bij de klem worden gedefinieerd, gedragen de bruggen zich apparaatgericht. De bruglengte is zodanig bij de klem gedefinieerd dat deze direct bij het brugartikel past. Wanneer andere klemmen van de klemmenstrook worden bewerkt, wijzigt de bruglengte niet. Wanneer u klemmen tussen twee handmatig gebrugde klemmen invoegt, krijgt de vaste brug een ander doel.
Wanneer er voor de handmatige vaste brug geen brugeinde wordt gevonden, wordt dit in het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken als defect weergegeven. De brug heeft daar een open brugeinde. U kunt de brug dan corrigeren of verwijderen.
Opmerking:
Automatische en handmatige vaste bruggen worden in het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken in de kolommen voor de weergave van vaste bruggen grafisch met een kleur van elkaar onderscheiden (rood = automatisch, zwart = handmatig).
Met de gebruikersinstelling Handmatige vaste bruggen bij het kopiëren verwijderen definieert u of de bruginformatie bij het kopiëren en invoegen van klemmen in de grafische editor behouden blijft of wordt verwijderd.
Schakelbare bruggen
Een schakelbare brug verbindt een klem schakelbaar met de volgende klem. Schakelbare bruggen hebben twee statussen ("Geopend" of "Gesloten") en worden afzonderlijk voor de interne en externe zijde van de klem gedefinieerd. Voor het vormen van schakelbare bruggen worden vaste brug-aansluitingen gebruikt (indien aanwezig), anders klemmenaansluitingen. Daarbij worden voor externe schakelbare bruggen alleen de externe en voor interne schakelbare bruggen alleen de interne vaste brug-aansluitingen / klemmenaansluitingen gebruikt.
De instelling "Gesloten" is van invloed op de logica (verbindingen, potentialen etc.). Als voor een klem deze instelling is gekozen, wordt een schakelbare brugverbinding naar de volgende klem gegenereerd. De instelling "geopend" is niet van invloed op de logica, maar dient enkel als herkenning van de status.
Scheidingsklemmen
Scheidingsklemmen verbinden of scheiden de externe en interne zijde van een klem. De status van een scheidingsklem kan in EPLAN door de eigenschappen Schakelslot (ID 20293) en Klem geopend (ID 20232) worden aangegeven. De schakelstatus in het schema kan hetzij direct via deze eigenschappen, hetzij via de blokeigenschappen worden weergegeven.
- De eigenschap Schakelslot geeft aan of de klem geblokkeerd is en niet kan worden geschakeld.
- De eigenschap Klem geopend geeft aan of de klem geopend is. Als de eigenschap is ingeschakeld, wordt de verbinding tussen de interne en externe zijde van de klem gescheiden, d.w.z. dat de potentiaaloverdracht binnen de klem wordt onderbroken.
Deze eigenschap kan ook voor deelklemmen worden gebruikt. Om de potentiaaloverdracht binnen de klem te kunnen herkennen, moet de instelling Bij elkaar horende deelklemmen automatisch verbinden (in het dialoogvenster Instellingen: Deelklemmen) zijn ingeschakeld.
Regels voor het vormen van automatische bruggen
- Automatische vaste bruggen kunnen alleen tussen klemmen met dezelfde functiedefinitie worden geplaatst. Een uitzondering vormt de "Klem, algemeen"; deze kan met alle klemmen vaste bruggen vormen. Bij etageklemmen moet ook de etage identiek zijn.
- Automatische vaste bruggen kunnen alleen worden geplaatst als minstens bij één aansluiting in de functiedefinitie een vaste brug mogelijk is. Daarom mag in de aansluitlogica de waarde Aantal vaste bruggen niet nul zijn.
- Als beide klemmen over een mogelijkheid voor een vaste brug beschikken, wordt deze gegenereerd. De klemmen moeten direct naast elkaar liggen en er mogen zich geen rijgbare toebehoren tussen de klemmen bevinden.
- Voor verbindingen tussen klemmen waarbij vanuit minstens een klem geen vaste brug mogelijk is, geldt het volgende: als het om algemene klemmen of om een algemene en een PE- / PEN-klem gaat, wordt er een draadbrug gegenereerd.
- Tussen twee PE- / PEN-klemmen wordt altijd een directe verbinding gegenereerd en er worden ook geen doelen aangegeven. De vaste brug optie speelt hierbij geen rol.
- Tussen klemmen met directe aansluitingen worden automatisch directe verbindingen gegenereerd wanneer de directe aansluitingen in het schema met elkaar verbonden zijn. Dergelijke directe verbindingen worden in het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken in de kolommen Vaste bruggen (extern) en Vaste bruggen (intern) weergegeven. In tegenstelling tot vaste bruggen worden de aansluitpunten bij directe verbindingen in plaats van door cirkels door rechthoeken weergegeven. Deze weergave geldt ook voor verwerkingen.
Tip:
De eigenschappen van een grafisch weergegeven verbinding kunt u via een verbindingsdefinitiepunt wijzigen en u kunt bijvoorbeeld uit een draadbrug een inlegbrug maken.
Zie ook