Door het gebruik van instanties is het mogelijk om functies van uw product die vaker voorkomen binnen een typical-groep te definiëren. Bij de definitie van typical-groepen hebt u de mogelijkheid om toe te staan dat er meerdere instanties van een element van de typical-groep worden gegenereerd. De ontwerper in de Project Builder kan dan de functieomvang van uw product flexibel uitbreiden. Hierdoor is de omvang van de projectdocumentatie onbegrensd. Het is niet nodig om de maximale omvang van uw product reeds in de voorschriften te definiëren. Bovendien wordt het onderhoud van een configurator aanzienlijk verbeterd, omdat er slechts één positie in de voorschriften hoeft te worden aangepast om wijzigingen van alle instanties van een element door te voeren.
In de formules waarmee het gedrag van instanties wordt gestuurd, zijn aanvullende, interne variabelen beschikbaar. Gebruik deze variabelen om gericht regels voor het gedrag van afzonderlijke instanties te definiëren (zie voorbeeld).
Interne variabelen | Type | Betekenis |
---|---|---|
Integer | Bevat de index van de actuele instantie. De waarde van de variabele voor de eerste instantie is 0, voor de tweede instantie 1, etc. | |
Integer | Bevat het aantal van alle instanties. Wanneer in de Project Builder drie instanties worden gegenereerd, is de waarde van de variabele 3. | |
Booleaans | Bevat de waarde 'waar' voor de eerste instantie. Bevat de waarde 'onwaar' voor alle overige instanties. | |
Booleaans | Bevat de waarde 'waar' voor de laatste instantie. Bevat de waarde 'onwaar' voor alle overige instanties. | |
Booleaans | Bevat de waarde 'waar' voor alle instanties met een index met even getallen. Bevat de waarde 'onwaar' voor alle overige instanties. | |
Booleaans | Bevat de waarde 'waar' voor alle instanties met een index met oneven getallen. Bevat de waarde 'onwaar' voor alle overige instanties. |
Voorwaarden
- U hebt het dialoogvenster Designer geopend en u bevindt zich in de bewerkingsmodus van een typical-groep.
- Het element waarvoor u meerdere instanties wilt toestaan, bestaat al.
Werkwijze
- Sleep het element waarvoor u meerdere instanties wilt toestaan met slepen & neerzetten naar de gewenste positie in de werkomgeving.
- Klik in de werkomgeving op het element.
- Het beeld wordt uitgebreid met structuur- en variabele-informatie die in het element voorkomt.
- Schakel het selectievakje Instanties toestaan in.
- Er verschijnen twee nieuwe knoppen. De knop Onbegrensd is actief. De ontwerper kan in de Project Builder een willekeurig aantal instanties van het element genereren.
- Klik op de knop Configureren, wanneer u het aantal instanties wilt beperken.
- Er verschijnt een nieuw invoerveld.
- Geef in het invoerveld aan hoeveel instanties de ontwerper in de Project Builder maximaal mag genereren.
- Gebruik de interne variabelen om deze aan de configuratievariabelen van het element te refereren.
- Door het gebruik van de interne variabelen definieert u specifieke regels voor het gedrag van de afzonderlijke instanties (zie voorbeeld).
Vereisten
In een configurator wordt de flexibele indeling van een PLC-bouwgroepen-rack gerealiseerd. In de basisuitvoering is het bouwgroepen-rack alleen voorzien van een interfacemodule. Aanvullend moeten er voedingsmodulen en uitgangskaarten kunnen worden geplaatst.
- Het type van de aanvullende modulen kan vrij worden geconfigureerd.
- Er zijn zeven steekplaatsen beschikbaar waarop de modulen kunnen worden geplaatst.
- De modulen worden direct naast elkaar op het bouwgroepen-rack geplaatst.
Welke elementen zijn daarvoor nodig?
- Er zijn vier macro's nodig: interfacemodule, voedingsmodule, digitale ingangskaart en digitale uitgangskaart.
- Er zijn twee macro-typicals nodig: de macro-typical 'Basis' bevat de interfacemodule die altijd wordt gebruikt. De macro-typical 'Modulen' bevat drie macro's voor de voedingsmodule en de digitale in- en uitgangskaart. Alle macro's worden op dezelfde schemapagina geplaatst.
- Er is een typical-groep 'Bouwgroepen-rack' nodig: deze bevat de beide macro-typicals 'Basis' en 'Modulen'.
- Er is een configurator 'Machine A' nodig: deze bevat de typical-groep 'Bouwgroepen-rack'.
Hoe kan met deze elementen in de Designer aan de vereisten worden voldaan?
- Om het type van de aanvullende modulen vrij configureerbaar te maken, moet de macro-typical 'Modulen' worden aangepast. Hiertoe wordt de configuratievariabele 'Moduletype' van het type String gemaakt. Deze bevat de voorgedefinieerde waarden 'voedingsmodule', 'digitale ingangskaart' en 'digitale uitgangskaart', waaruit de ontwerper in de Project Builder kan kiezen. De status van de drie macro's wordt aan de configuratievariabele 'Moduletype' gerefereerd. Voor de voedingsmodule wordt de volgende formule gebruikt: =Moduletype=='Voedingsmodule'. Voor de andere beide moduletypen moeten de formules dienovereenkomstig worden aangepast. Daardoor worden de macro's bij het genereren van het schema alleen gebruikt wanneer de ontwerper in de Project Builder de betreffende waarde selecteert.
- Om zeven aanvullende modules te kunnen plaatsen, zijn zeven instanties van de macro-typical 'Modulen' nodig. Hiertoe moet de typical-groep 'Bouwgroepen-rack' worden aangepast. Voor het element 'Modulen' in de typical-groep 'Bouwgroepen-rack' wordt het genereren van maximaal zeven instanties toegestaan. Hierdoor kan de ontwerper in de Project Builder configureren hoeveel modulen er moeten worden gegenereerd. Voor elke nieuw gegenereerde module kan de ontwerper bovendien het moduletype bepalen (zie vereiste 1.).
- Om te bereiken dat de modulen naast elkaar in plaats van boven elkaar worden geplaatst, moet de positie van de macro's in de macro-typical 'Modulen' worden aangepast. Hiertoe wordt de configuratievariabele 'Steekplaatspositie' van het type Integer gemaakt. De positie van de drie macro's wordt als Absoluut gedefinieerd en aan de configuratievariabele 'Steekplaatspositie' gerefereerd. Voor de Y-coördinaat wordt een vaste waarde gedefinieerd. Voor de X-coördinaat van alle macro's wordt de volgende formule gebruikt: =60 + (steekplaatspositie * 15). Elke module is 15 mm breed. De breedte van een module wordt met de steekplaatspositie vermenigvuldigd. Het resultaat wordt bij de X-coördinaat 60 opgeteld.
- Daarnaast moet de typical-groep 'Bouwgroepen-rack' worden aangepast. De configuratievariabele 'Steekplaatspositie' uit de macro-typical 'Modulen' wordt in de typical-groep'Bouwgroepen-rack' aan de interne variabele
'_index_' gerefereerd. Hierdoor wordt de index van de gegenereerde instantie automatisch als steekplaatspositie gebruikt. Voor de afzonderlijke instanties resulteert dit in een zijdelingse verschuiving, die uitsluitend afhankelijk is van de steekplaatspositie van de module. De vierde instantie wordt hierdoor op de X-coördinaat 60 + (3*15) = 120 geplaatst.
Opmerking
Instanties zijn beschikbaar vanaf modulepakket Advanced.