Met klemmen kunnen verschillende verbindingen worden gemaakt. Verschillende eisen maken meerdere ontwerptypen, functies en klemmeneigenschappen noodzakelijk.
Bij het werken met klemmen zijn de volgende mogelijkheden beschikbaar:
- U kunt klemmenstroken en klemmen met voorgedefinieerde eigenschappen genereren uit een functiedefinitieselectie die alle in de praktijk gangbare klemtypen bevat.
- Klemmen kunnen zonder klemmenstroken worden gebruikt, en klemmenstroken zonder klemmen.
- Klemmen kunnen als hoofdklemmen of als nevenklemmen worden beheerd. Op deze wijze kunnen bijvoorbeeld klemmen worden afgebeeld die uit meerdere functies bestaan (meerdere van elkaar gescheiden klemmen in één behuizing).
- Aan elke klem en klemmenstrook kunnen maximaal 50 artikelen worden toegekend.
- De klemmenartikelen van de klemmen die op de klemmenstrook zijn gemonteerd, kunnen bij de afzonderlijke klemmen worden opgeslagen als deze als hoofdklemmen zijn gedefinieerd.
- U kunt klemmen en klemmenstroken nummeren en nummeringsschema's voor klemmencodes maken.
- U beschikt over verschillende sorteermogelijkheden voor de positionering van de klemmen op de klemmenstrook.
- U kunt klemmen via bruggen met elkaar verbinden. Daarvoor beschikt u over verschillende brugtypen die u automatisch of handmatig kunt genereren.
- U kunt verschillende potentiaaltypen voor klemmen definiëren.
- In EPLAN kunt u etageklemmen beheren. U kunt het aantal etages van etageklemmen definiëren.
- Aansluitingen van klemmen kunnen met behulp van deelklemmen verdeeld worden weergegeven.
- Klemmenstroken kunnen worden geïmporteerd en geëxporteerd.
Zie ook